Het TIME-model (Tissue, Infection/Inflammation, Moisture balance, Edge) is uitgegroeid tot een bruikbaar raamwerk om wonden systematisch te beoordelen en een onderbouwd behandelplan te maken. Het helpt u om observaties te structureren, keuzes te verantwoorden en eenduidig te rapporteren binnen het team. In dit artikel laten we zien hoe u het TIME-model toepast in de dagelijkse praktijk: van voorbereiding en metingen tot vertaling naar interventies, evaluatiemomenten en bijsturing.
Kernpunten
-
Systematische beoordeling van chronische en complexe wonden.
-
Heldere observaties per TIME-onderdeel met meetbare parameters.
-
Vertaling naar interventies en passende verbandkeuze.
-
Consistente verslaglegging en overdracht in het team.
-
Evaluatiecriteria en duidelijke momenten om de aanpak bij te sturen.
Wanneer past u het TIME‑model toe?
Het TIME‑model is vooral zinvol bij wonden die niet volgens verwachting genezen of waarbij meerdere factoren spelen. Denk aan ulcus cruris (veneus of arterieel), diabetische voetulcera, decubitus, chirurgische wonden die stagneren of radiatiewonden. Ook bij een eerste gestructureerde beoordeling van een complexe wond biedt het model houvast. Het doel is niet alleen classificeren, maar vooral: observeren → redeneren → handelen → evalueren. Zo maakt u een plan dat aangepast is aan etiologie, perfusie en patiëntfactoren, en dat op vaste momenten wordt herzien.
Voorbereiding: de juiste gegevens en metingen
Begin met een korte, gerichte anamnese: etiologie van de wond, comorbiditeit (zoals diabetes of vaatlijden), perfusie en druk/afschuif, mobiliteit, voedingstoestand, pijn, medicatie (bijv. anticoagulantia, corticosteroïden) en leefstijl. Noteer wondkenmerken consequent: lengte, breedte en – waar relevant – diepte; type weefsel in percentages; exsudaat (hoeveelheid en viscositeit); geur; kleur; pijnscore (rust en tijdens verbandwisseling); huidconditie rond de wond. Maak foto’s met een vaste afstand en hoek, bij voorkeur met referentie (meetlat/marker) en constante belichting. Leg vast welke interventies u die dag kiest en waarom; dit maakt evaluatie en overdracht veel eenvoudiger.
T — Tissue: schoon wondbed en vitale weefsels
Beoordeel de weefselkwaliteit: aanwezig granulatieweefsel, necrose (droog/nat), fibrine/slough, en eventuele hyperkeratose. Doel is een vitaal, schoon wondbed dat genezing mogelijk maakt. Overweeg debridement als er niet-vitaal weefsel of dik fibrine aanwezig is. In de dagelijkse praktijk gaat het vaak om conservatieve (mechanische) methoden en zorgvuldig reinigen, passend bij de klinische context en lokale protocollen. Houd rekening met perfusie en pijn; adequaat analgesiebeleid en bescherming van gezond weefsel zijn essentieel. Evalueer na debridement de doorbloeding van het wondbed en heroverweeg de frequentie van reinigen/debrideren aan de hand van nieuwe observaties.
I — Infection/Inflammation: signaleren en gepast ingrijpen
Maak onderscheid tussen verhoogde bioburden, lokale infectietekenen en systemische infectie. Let op roodheid, warmte, zwelling, pijn, geur, toename van exsudaat en stagnatie van genezing. Bij tekenen van lokale infectie kan een tijdelijk, lokaal antiseptisch beleid worden overwogen binnen de geldende richtlijnen; bij systemische tekenen is aanvullende diagnostiek en systemische behandeling aangewezen volgens protocol. Wees alert op oedeem of onderliggende ontsteking die de genezing belemmert; ondersteunende maatregelen zoals drukreductie, compressie (indien geïndiceerd) en optimalisatie van rand- en huidzorg horen daarbij. Monitor de respons: neemt pijn, geur of exsudaat af binnen redelijke termijn, dan kan de intensiteit worden afgebouwd.
M — Moisture balance: exsudaat beheersen zonder maceratie
Een stabiele vochtbalans is cruciaal: te veel exsudaat veroorzaakt maceratie en wondranden die achteruitgaan; te weinig leidt tot uitdroging en korstvorming. Observeer hoeveelheid, viscositeit en mate van doorlekken, en bekijk de huid rondom de wond. Kies een verbandstrategie die past bij de exsudaatproductie en het wondtype. Bij hoog exsudaat kan een meer absorberende oplossing met adequate retentie aangewezen zijn; bij laag exsudaat kan bescherming en behoud van vocht helpen. Denk ook aan het geleiden van exsudaat weg van kwetsbare huid, het gebruik van barrièrefilms of zinkoxide waar passend, en het beschermen van de wondranden tegen verweking. Evalueer lekkage of doorbloeden van verbanden en pas de wisselfrequentie aan op basis van werkelijke absorptie.
E — Edge: de rand activeren en huid beschermen
Kijk naar epithelisatie en de staat van de wondrand: undermining, eelt/callus, hyperkeratose of eczeem. Een inactieve of ondermijnde rand remt sluiting. Verwijder waar nodig oppervlakkige callus, verminder druk en schuifkrachten, en bescherm de periwondhuid. Ondersteun randprogressie door een stabiel wondmilieu en door factoren die genezing belemmeren (vocht, ontsteking, necrose) te beheersen. Documenteer randveranderingen expliciet: “epithelisatie zichtbaar op 2–3 mm” is nuttiger voor trendanalyse dan algemene opmerkingen als “ziet er beter uit”.
Van TIME naar een onderbouwd wondplan
Vertaal uw observaties naar concrete acties. Beschrijf per component wat u doet en waarom, inclusief verwachte uitkomst en evaluatietermijn. Leg tevens vast welke randvoorwaarden nodig zijn (bijv. drukreductie, mobilisatie, voeding, glykemiecontrole). Werk met SMART-doelen en koppel daar meetmomenten aan (bijvoorbeeld wekelijkse fotoreeks en oppervlaktetelling). Bepaal vooraf wanneer u opschaalt, afschaalt of doorverwijst.
Overzichtstabel: observatie → generieke interventie
TIME-component | Wat observeert u? | Mogelijke interventies (generiek) |
---|---|---|
Tissue | Necrose, fibrine/slough, weinig granulatieweefsel | Reinigen, passend debridement, wondbedpreparatie, bescherming gezond weefsel |
Infection/Inflammation | Roodheid, warmte, zwelling, pijn, geur, stagnatie | Lokaal antiseptisch beleid volgens protocol; druk/oedeem aanpakken; systemisch beleid indien geïndiceerd |
Moisture balance | Hoog/laag exsudaat, maceratie, lekkage, droge wond | Absorptiestrategie of vochtbehoud; barrièrefilm; wisselfrequentie aanpassen; exsudaat geleiden |
Edge | Undermining, callus/eelt, geïrriteerde periwond, trage rand | Randbescherming, callusreductie, drukreductie, optimaliseren wondmilieu voor epithelisatie |
Deze tabel helpt om observaties snel te vertalen naar acties zonder het klinisch oordeel te vervangen. Gebruik haar als geheugensteun; volg altijd de lokale protocollen en medische richtlijnen binnen uw instelling.
Klinische redenering en veelvoorkomende valkuilen
Let op valkuilen zoals het gelijkstellen van veel exsudaat aan ‘infectie’, terwijl de oorzaak ook mechanisch of inflammatoir kan zijn. Een andere valkuil is te lang doorgaan met een eenmaal gekozen verband zonder duidelijke evaluatiecriteria; hierdoor mist u kansen om af te schalen of het regime te vereenvoudigen. Integreer patiëntfactoren (pijn, mobiliteit, therapietrouw) in uw redenering en leg vast hoe u daarmee rekening houdt. Werk multidisciplinair waar nodig (diëtetiek, fysiotherapie, vaatchirurgie, podotherapie). Zorg dat verslaglegging overdraagbaar is: noteer meetbare gegevens, interventies en evaluatiemomenten, zodat een collega exact kan zien wat het plan is en wanneer het wordt herzien.
Evalueren: werkt uw aanpak en wanneer stuurt u bij?
Plan vaste evaluatiemomenten (bijvoorbeeld wekelijks) waarop u foto’s en metingen vergelijkt met de uitgangssituatie. Positieve tekenen zijn onder meer afname van pijn en geur, minder maceratie, toename van granulatieweefsel en een meetbare reductie van wondoppervlak. Blijft verbetering uit of verslechtert de situatie, heroverweeg de etiologie, perfusie, drukfactoren en infectietekenen. Pas verbandstrategie, debridementfrequentie of ondersteunende maatregelen aan. Escalatie of doorverwijzing hoort bij stagnatie, onduidelijke etiologie of systemische verschijnselen. Evalueer ook de belasting voor de patiënt: kan wisselfrequentie omlaag, is pijncontrole voldoende, en is educatie/zelfzorg haalbaar?
Praktijkcase: ulcus cruris met stagnerende genezing
Mevrouw Jansen (78) heeft een pijnlijk ulcus cruris aan het onderbeen, dat ondanks reguliere verbandwissels niet verkleint. Bij de TIME-beoordeling noteert u: Tissue – gele fibrine met beperkte granulatieranden; Infection/Inflammation – geen koorts, wel lichte roodheid periwond en toegenomen geur; Moisture – fors exsudaat met maceratie van de rand; Edge – undermining op 12–3 uur, fragiele periwondhuid. U besluit tot zorgvuldig reinigen en frequent licht mechanisch debridement, tijdelijk een lokaal antiseptisch beleid conform protocol en een absorptiestrategie met bescherming van de periwondhuid. Daarnaast start u (na vasculaire beoordeling) met compressie en vraagt u aandacht voor mobilisatie en pijncontrole. Na twee weken tonen foto’s minder maceratie en meer granulatieweefsel; geur en pijn nemen af. U schaalt het antiseptisch beleid af, behoudt de absorptiestrategie en vermindert de wisselfrequentie. Na vier weken is het wondoppervlak merkbaar kleiner; u herijkt het doel: voortzetten randbescherming en gefaseerde afbouw.
Tips & veelgemaakte fouten
-
Verwacht geen effect zonder duidelijke evaluatiepunten en tijdspad.
-
Bescherm periwondhuid actief bij hoog exsudaat om maceratie te voorkomen.
-
Verwar hoog exsudaat niet automatisch met infectie; kijk breed.
-
Pas debridement frequentie en intensiteit aan op klinische respons.
-
Borg consistente fotografie: zelfde afstand, hoek, licht en referentie.
Conclusie
Het TIME-model helpt u om complexe wonden gestructureerd te beoordelen, onderbouwde keuzes te maken en het effect van uw aanpak zichtbaar te evalueren. Door per component te noteren wat u ziet, wat u doet en wanneer u herijkt, ontstaat een helder en overdraagbaar wondplan. Combineer dit met vaste meetmomenten, consequente fotografie en aandacht voor patiëntfactoren. Zo vergroot u de kans op een voorspelbaar beloop en tijdige bijsturing. Remka ondersteunt u graag met neutrale productinformatie en keuzehulp per wondfase.
Disclaimer
Deze informatie is bedoeld als algemene voorlichting voor zorgprofessionals. Volg altijd de geldende medische richtlijnen en lokale protocollen. Raadpleeg bij twijfel een arts/specialist.
Veelgestelde vragen
Wanneer gebruik ik een antimicrobieel verband binnen TIME?
Alleen bij klinische tekenen die daarop wijzen en volgens lokale richtlijnen. Beoordeel na korte, vooraf bepaalde periode of tekenen afnemen; bouw af als de respons goed is.
Hoe vaak moet ik de wond fotograferen en meten?
Kies een vast interval (bijvoorbeeld wekelijks) en hanteer een consistente methode. Meet lengte/breedte/diepte waar relevant en leg rand- en weefselveranderingen in woorden en beeld vast.
Wat doe ik bij gemengde weefsels in het wondbed?
Documenteer percentages (bijv. 40% fibrine, 60% granulatieweefsel) en stel een plan op: reinigen, passend debridement en bescherming van gezond weefsel. Herbeoordeel de balans wekelijks.
Hoe koppel ik TIME aan productkeuze zonder merkvoorkeur?
Kies generieke categorieën op basis van observaties: absorptiestrategie bij hoog exsudaat, randbescherming bij kwetsbare huid, tijdelijk antiseptisch beleid bij lokale tekenen. Volg altijd protocollen.