Zoeken

Hechtdraad kiezen: materiaal, naald en maat uitgelegd

19 september 2025

Hechtdraden verschillen in materiaal, structuur en naaldgeometrie. Een zorgvuldige keuze vermindert weefseltrauma, ondersteunt genezing en verkleint de kans op complicaties. Omdat fabrikanten eigen benamingen en codes gebruiken, is het nuttig een vaste systematiek te volgen. In dit artikel leest u hoe u hechtdraad kiezen benadert op basis van weefseltype, spanning en infectierisico, én hoe u productcodes tussen merken zorgvuldig vergelijkt.

Kernpunten

  • Start bij weefseltype, spanning en mogelijk infectierisico.

  • Kies absorptie en structuur passend bij genezingsduur.

  • Stem naaldpunt en kromming af op weefselweerstand.

  • Begrijp USP/EP‑maat en draadlengte per indicatie.

  • Lees merkcodes systematisch; letters zijn niet universeel.

Welke materiaaleigenschappen helpen u de juiste draad te kiezen?

De eerste keuze gaat over absorbeerbaar of niet‑absorbeerbaar, monofilament of gevlochten, en al dan niet gecoat. Absorbeerbare draden verliezen geleidelijk trekkracht en worden afgebroken door het lichaam. Niet‑absorbeerbare draden blijven aanwezig en worden verwijderd of blijvend achtergelaten, afhankelijk van de indicatie. Monofilament heeft een glad oppervlak met lage capillariteit; gevlochten is soepel en knoopzeker. Een coating kan glijweerstand verlagen en de knoopconsistentie verbeteren.

Denk praktisch: welke ondersteuning is nodig en hoe lang? Een fasciesluiting vraagt vaak langere trekkrachtretentie dan een oppervlakkige huidlaesie. In gecontamineerde wonden heeft monofilament vaak de voorkeur vanwege lagere capillariteit; beoordeel altijd patiënt- en wondcontext. In schone, diepe lagen kan een gevlochten draad door de hanteerbaarheid passend zijn. Houd steeds rekening met weefselkwaliteit, patiëntfactoren en de gekozen sluittechniek.

Overzicht veelgebruikte materialen

Materiaal Absorptie Structuur Typische doeleinden Bijzonderheden
Polyglactin 910 Ja Gevlochten, vaak gecoat Subcutis, mucosa, ligaturen Soepel en knoopzeker; relatief hogere capillariteit
Poliglecaprone 25 Ja Monofilament Intracutaan, kleine huidwonden Zeer glad; snelle krachtafname
Polydioxanon Ja Monofilament Fascia, gastro‑intestinaal, pediatrisch Langdurige ondersteuning; voelt soms stugger
Polypropyleen Nee Monofilament Huid, vaat, netfixatie Lage weefselreactie; geschikt voor doorlopende huid
Polyamide (nylon) Nee Meestal monofilament Huidhechtingen, algemene sluiting Eenvoudig te verwijderen; knoop kan glijden
Polyester Nee Gevlochten (vaak gecoat) Orthopedie, cardiovasculair Sterk en soepel; let op weefselreactie
Zijde (silk) Nee Gevlochten Ligaturen, mucosa Natuurlijk materiaal; relatief meer weefselreactie
Roestvast staal Nee Monofilament of gevlochten Sternale cerclage, orthopedie Zeer sterk; kan stug aanvoelen

De tabel is een algemeen overzicht. De daadwerkelijke trekkrachtretentie, absorptietijd, knoopsterkte en rek verschillen per product en serie. Controleer deze waarden altijd in de officiële IFU (gebruikersinstructie) van de fabrikant.

Monofilament of gevlochten: wanneer kiest u wat?

Monofilament heeft door het continue oppervlak een lagere capillariteit en geeft meestal minder bacteriële kolonisatie door capillaire werking. Het wordt vaak overwogen bij gecontamineerde of potentieel geïnfecteerde wonden en bij doorlopende intracutane sluitingen waar een lage weefselreactie en eenvoudige verwijdering gewenst zijn; beoordeel altijd patiënt- en wondcontext. Het kan wat stijver aanvoelen en vraagt een secure knooptechniek met voldoende lagen.

Gevlochten draden bestaan uit meerdere filamenten. Ze zijn soepel, voorspelbaar in de hand en knoopzeker. Dat is een voordeel in diepere lagen of wanneer de toegang beperkt is. Door de capillariteit hebben gevlochten draden beperkingen in vervuilde of geïnfecteerde wonden; onderbouw een afwijkende keuze en borg de wondzorg.

Praktisch werkt u van indicatie naar materiaal: verwacht u veel spanning of trage genezing, kies dan een draad met passende trekkrachtretentie en hanteerbaarheid. In cosmetisch gevoelige zones kunt u spanning verlagen met dieper gelegen, absorbeerbare hechtingen en de huid sluiten met een dun monofilament of een intracutane techniek voor strakke randadaptatie.

Naaldkeuze zonder extra weefseltrauma

De naald bepaalt hoeveel kracht nodig is om het weefsel te passeren en hoeveel schade u veroorzaakt. Drie keuzes zijn doorgaans bepalend: puntvorm, kromming en naaldgrootte.

Puntvorm

  • Snijdend (cutting): driehoekig profiel met snijdende randen; geschikt voor taaie weefsels zoals huid.

  • Omgekeerd snijdend (reverse cutting): snijvlak aan de convexe zijde; vermindert het uitscheuren van de huidrand.

  • Rondpunt (taper point): spreidt vezels in plaats van te snijden; voor zacht weefsel zoals mucosa en darm.

  • Tapercut: combineert penetratievermogen in stevige structuren (bijv. fascia) met minder scheurrisico dan cutting.

Kromming

Een 3/8‑cirkel is wendbaar bij oppervlakkig werk. 1/2‑ of 5/8‑cirkel biedt voordeel in krappe ruimtes, bijvoorbeeld in het bekken of de mond. Rechte naalden zijn niche, bijvoorbeeld voor snelle huidligaturen. In de praktijk werkt een zo klein mogelijke naald die het weefsel betrouwbaar penetreert vaak het minst traumatisch.

Naaldgrootte en -lengte

Stem de naald af op draaddikte en weefsel. Een te grote naald geeft onnodig trauma; een te kleine naald dwingt tot extra kracht en kan buigen of breken. Let ook op de relatie tussen boogradius en naaldlengte: kleine verschillen beïnvloeden de steekconsistentie, zeker bij herhaalde steken in stevig weefsel.

Maatvoering: USP en EP 

Op de verpakking staan vaak beide systemen vermeld:

USP (United States Pharmacopeia) loopt van 12‑0 (zeer fijn) naar 2 (dik) met duidelijke diameterstappen; metrisch (EP) geeft de draaddiameter in tienden millimeters (bijv. 0,7; 1,5; 3,5).

In de praktijk is de keuze contextafhankelijk. Voorbeeldrichtingen: gelaatshuid vaak 6‑0/5‑0, extremiteiten 4‑0/3‑0, subcutis 3‑0/2‑0, fascia 0–2, steeds afhankelijk van weefselkwaliteit en spanning. Draadlengtes (bijv. 45–90 cm) beïnvloeden het werkcomfort: kort is handig voor kleine velden of intracutaan, lang voor doorlopende technieken of diepe lagen. Het vastleggen van maat en lengte in het dossier ondersteunt evaluatie en herhaalbaarheid.

Codes lezen en merken vergelijken: zo voorkomt u misinterpretatie

Fabrikanten coderen materiaal, maat (USP/EP), draadlengte en naaldgeometrie in productcodes. De logica is vergelijkbaar, maar letters en cijfers verschillen per merk. Lees codes daarom systematisch en vergelijk altijd op generiek niveau.

Materiaal/familie

Start met de generieke materiaalnaam (bijv. polydioxanon, polyglactin 910, polypropyleen). Merken gebruiken eigen familienamen. Een voorbeeld: Coated VICRYL (Ethicon) is polyglactin 910. Medtronic levert bijvoorbeeld Polysorb™ (Lactomer™ 9-1; glycolide/lactide-copolymeer); dat is geen polyglactin 910 maar een eigen lactide/glycolide‑copolymeer met andere samenstelling en coating. Trek daarom geen één‑op‑één gelijkteken op basis van een familienaam.

Naaldcode

Combinaties van letters en cijfers beschrijven punt (taper/cutting/reverse/tapercut), kromming (bijv. 3/8 of 1/2) en afmetingen. Let op: dezelfde lettercombinatie kan tussen merken iets anders betekenen (bijv. radius, puntgeometrie of doorsnede). Controleer de technische catalogus en de IFU van het specifieke product.

Maat en lengte

USP/EP en draadlengte in cm staan meestal expliciet vermeld. Die parameters kunt u één‑op‑één naast elkaar leggen bij een vergelijking tussen merken.

Verpakking en kleur

Kleurcodering helpt absorptiecategorie of materiaal snel te herkennen, maar is niet merkoverstijgend en kan in de tijd wijzigen. Gebruik kleur dus niet als enige referentie.

Stap‑voor‑stap vergelijken (Ethicon ↔ Medtronic)

  1. Koppel eerst de generieke materiaalnaam en het gewenste absorptieprofiel.

  2. Match USP/EP‑maat en draadlengte exact.

  3. Vergelijk naaldpunt, kromming (3/8, 1/2, 5/8) en afmetingen (diameter/lengte).

  4. Controleer altijd de IFU en, waar nodig, de technische catalogus.

Beschikbaarheid en assortimentsindeling verschillen per regio en over tijd. Remka heeft toegang tot de volledige assortimenten van Johnson & Johnson (Ethicon) en Medtronic (Covidien) via rechtstreekse contracten. Hierdoor kunnen wij code‑matching en IFU‑verificatie ondersteunen, inclusief Plus‑referenties en vervangcodes.

Wat betekent ‘Plus’ bij Ethicon en wat verandert er voor u?

Bij Ethicon duidt ‘Plus’ op een antibacteriële variant: de hechtdraad is gecoat met triclosan. De basis blijft het bekende materiaal (bijv. Coated VICRYL™ Plus = polyglactin 910; MONOCRYL™ Plus = poliglecaprone 25; PDS™ Plus = polydioxanon). De coating is bedoeld om bacteriële kolonisatie op de draad te remmen; het is een aanvulling op standaard aseptiek en wondzorg en vervangt deze niet.

Beschikbaarheid en codes kunnen per markt wijzigen. In diverse catalogi zijn niet‑Plus referenties vervangen door Plus‑varianten. Controleer daarom de actuele productcatalogus en IFU: match generieke materiaalnaam, USP/EP‑maat, draadlengte en naaldcode één‑op‑één en let op de toevoeging ‘Plus’ in de familienaam. Beoordeel steeds de patiënt- en wondcontext en volg lokale protocollen en de IFU.

Voorbeeldsituatie

Een patiënt met dunne huid en matige doorbloeding ondergaat excisie van een huidlaesie op het onderbeen. In de diepte kan een absorbeerbare draad met langere trekkrachtretentie spanning van de huid verminderen; in de huidlaag is een monofilament met lage weefselreactie en voorspelbare glijweerstand passend. Naaldkeuze volgt de laag: rondpunt 1/2‑cirkel in subcutis, omgekeerd snijdend 3/8‑cirkel in de huid. Documenteer steeds materiaalnaam, USP/EP, draadlengte en naaldcode.

Tips & veelgemaakte fouten

  • Vermijd automatismen: heroverweeg materiaal per indicatie en weefsel.

  • Mijd gevlochten draad in vervuilde wonden, tenzij goed onderbouwd.

  • Beoordeel naald en draad als combinatie; niet los van elkaar.

  • Kies zo dun mogelijk bij voldoende veiligheid en weefselsteun.

  • Raadpleeg IFU en technische catalogus bij elke codevergelijking.

Conclusie

Hechtdradenselectie is het vertalen van weefselbehoefte naar materiaaleigenschappen, naaldgeometrie en maatvoering. Begin bij indicatie, spanning en infectierisico. Bepaal vervolgens absorptieprofiel en structuur, en kies daarna de naald op basis van punt, kromming en afmetingen. Bij vergelijking tussen merken zoals Ethicon (onderdeel van Johnson & Johnson MedTech) en Medtronic (voorheen Covidien) zijn de generieke materiaalnaam, USP/EP, draadlengte en naaldspecificaties leidend; letters in codes zijn niet merkoverstijgend. Met deze aanpak blijft wondsluiting voorspelbaar en voorkomt u vergissingen bij het bestellen. Bekijk ons assortiment in deze categorie of neem contact op voor productadvies. Remka biedt waar nodig neutrale productinformatie om uw keuze te onderbouwen.

Disclaimer

Deze informatie is bedoeld als algemene voorlichting voor zorgprofessionals. Volg altijd de geldende medische richtlijnen en lokale protocollen. Raadpleeg bij twijfel een arts/specialist. Productkeuze en techniek volgen altijd lokale protocollen en de officiële IFU van de fabrikant; dit artikel vervangt geen medisch besluitvormingstraject.

Bronnen

Ethicon Plus Antibacterial Sutures – productinformatie/IFU

Ethicon VICRYL (polyglactin 910) – IFU/catalogus

Medtronic Polysorb (Lactomer 9-1) – IFU/catalogus

Overzicht naaldtypen en indicaties – algemene literatuur

Monofilament versus gevlochten en infectierisico – algemene literatuur

Veelgestelde vragen

Wanneer gaat de voorkeur uit naar monofilament boven gevlochten?

Bij gecontamineerde of risicovolle wonden heeft monofilament de voorkeur vanwege lagere capillariteit en eenvoudigere reiniging. In schone wonden kan gevlochten prettiger zijn door de soepele hantering.

Is polydioxanon geschikt voor subcutis?

Polydioxanon biedt langdurige ondersteuning maar voelt stijver. Gebruik het waar trage krachtafname gewenst is (bijv. fascia). In de subcutis is een soepeler absorbeerbaar alternatief vaak comfortabeler.

Welke draaddikte kies ik voor gelaat en extremiteiten?

Gelaatshuid vaak 6‑0/5‑0, extremiteiten 4‑0/3‑0. Pas aan op huiddikte, spanning en patiëntfactoren; dit zijn richtinggevende keuzes, geen harde regels.

Kan ik merkcodes van Ethicon en Medtronic als gelijkwaardig zien?

Niet zonder controle. Codes kunnen op elkaar lijken maar verschillen in radius of puntgeometrie. Vergelijk generieke materiaalnaam, USP/EP, draadlengte en naaldspecificaties, en raadpleeg de IFU.